Ronny Naftaniel: ‘Heel mager onderzoek van gemeente Middelburg naar geroofd Joods vastgoed’

“De enige voor mij onomstreden conclusie uit het interne onderzoek van de gemeente Middelburg is dat ze in de oorlog geen Joods vastgoed heeft aangekocht. Verder is verrassend maar ook heel pijnlijk dat het niet, zoals eerder gedacht, ging om elf panden die aan het begin van de Duitse bezetting aan Joden toebehoorden, maar om 78. Voor de rest vind ik het een heel mager onderzoek.”

Dat zegt Ronny Naftaniel, tot voor kort voorzitter van het Centraal Joods Overleg. Hij was de afgelopen jaren betrokken bij diverse onderzoeken van gemeenten naar de vraag of zij in de oorlog hebben geprofiteerd van de gedwongen verkoop van Joods vastgoed.

Op verzoek van raadslid Caroline Diepeveen (GroenLinks/PvdA) deed de gemeente Middelburg de afgelopen twee jaar ook zo’n onderzoek. Een intern onderzoek, terwijl Diepeveen de voorkeur had voor een extern onderzoek uitgevoerd door bijvoorbeeld het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Ze liet het rapport aan een aantal deskundigen lezen voor commentaar. Eén van hen was Ronny Naftaniel.

Diepeveen heeft een persoonlijke reden om te pleiten voor zo’n onderzoek. De Joodse familie van haar moeder kreeg pas in 1961 haar huis in Den Haag terug. Het was het huis waar zij opgroeide.

Curieus toeval

Vanavond buigt een raadscommissie zich over het onderzoek. Het is een curieus toeval dat dit gebeurt op de dag af 83 jaar na de grote brand van 17 mei 1940 die, als gevolg van oorlogshandelingen, de Middelburgse binnenstad grotendeels in as legde.

Omroep Zeeland heeft de wethouder die verantwoordelijk is voor het onderzoek om een toelichting gevraagd. Wethouder Eduard Smit (Cultureel Erfgoed) liet weten eerst vanavond met de raadscommissie te willen overleggen, voordat hij de pers te woord staat. Raadslid Caroline Diepeveen geeft wel al haar mening: “Allereerst ben ik blij dat het onderzoek er nu is. Maar er zijn nog diverse vragen.”

Grootboek Wederopbouw

Al vrij snel na de verwoestende brand in 1940 besloot Middelburg tot de wederopbouw van het centrum. Om dit te bespoedigen werden de verwoeste huizen onteigend. Diepeveen: “Daarvoor hebben inwoners na de oorlog een schadeloosstelling ontvangen. Dat geldt helaas niet voor veel Joodse inwoners, omdat die na de oorlog niet meer terugkeerden. Ook waren er vaak geen nabestaanden meer. Dat moet wat mij betreft zeker nog nader worden onderzocht. Van de 78 panden met Joodse eigenaren zijn er 26 tijdens de brand verwoest. Hiervan is volstrekt niet duidelijk of de eigenaren of erfgenamen na de oorlog zijn gecompenseerd. Dat vind ik heel pijnlijk”, zegt Diepeveen.

Naftaniel is kritischer: “Informatie over de onteigeningen werd vastgelegd in het Grootboek Wederopbouw. Daarover schrijft de gemeente Middelburg in haar interne onderzoek: ‘De wijze waarop na de oorlog de afhandeling van de inschrijvingen in het Grootboek hebben plaatsgevonden, is in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten’. Dat vind ik echt een enorme misser.”

Dode medeburgers

Naftaniel legt uit hoe die compensatie ging. “Voormalige eigenaren van geregistreerde onteigende panden kregen een jaarlijkse rente van 4 procent. Als ze na de oorlog herbouwden, kregen ze de in het Grootboek genoteerde hoofdsom terug. Dat systeem functioneerde goed voor niet-Joodse eigenaren. Maar veel Joden hadden na de oorlog geen keuze tussen wel of niet herbouwen, omdat ze er niet meer waren. Dan verviel het eigendom aan de gemeente. Het kan toch niet zo zijn dat Middelburg heeft verdiend aan de moord op haar Joodse inwoners? De gemeente zou zich moeten opstellen als de voormalige burgemeester van Amsterdam Eberhard van der Laan, die zei dat hij geen cent aan dode medeburgers wilde verdienen.”

Naheffingen

Naftaniel heeft meer kritiek: “Er is ook de kwestie van de naheffingen. De gemeente publiceert in haar eigen onderzoek een kwitantie van de heer M. Polak die voor het gebruik van water in de periode van 1 mei tot 1 november 1944 13,50 gulden moest betalen. Maar meneer Polak woonde in die tijd niet meer in dat huis, hij was of ondergedoken of zat in een concentratiekamp. Ondanks dit bewijsstuk wordt in het onderzoek van de gemeente Middelburg beweerd dat van naheffingen niets is gebleken. Ik wil het graag omdraaien: de onderzoekresultaten doen vermoeden dat Joodse eigenaren over die periode hebben moeten betalen voor iets waarvan ze geen gebruik konden maken. Dat is natuurlijk heel pijnlijk.”

Het Middelburgse onderzoek schiet volgens Naftaniel nog op een ander punt tekort. “Na de oorlog waren er veel gemeenten die teruggekeerde Joden of hun nabestaanden geen toestemming gaven om weer hun oude huis te betrekken. Want daar woonden inmiddels anderen. Na lang procederen, waar gemeenten op zich niets mee te maken hadden, kregen ze hun woning alsnog terug. Maar dan zei de gemeente: er zitten nu andere huurders in en daarvoor geldt huurbescherming. Een roemrucht voorbeeld is bekend uit Groningen, waar de burgemeester in een huis woonde dat voor de oorlog van een Joodse familie was. Die moesten vervolgens met zes personen een achterkamertje huren, terwijl de burgemeester in hun riante huis woonde. Voor het bestaan van dit soort situaties waren gemeenten als eerste verantwoordelijk. Ook dat moet Middelburg uitzoeken.”

Vervolgonderzoek

Volgens Caroline Diepeveen en Ronny Naftaniel moet er daarom zeker een vervolgonderzoek komen in Middelburg. Diepeveen wil ditmaal een onafhankelijk, extern onderzoek. Dat heeft ook de voorkeur van Naftaniel, maar hij zegt er iets bij: “Nog belangrijker vind ik dat er een commissie komt, die de onderzoekers begeleidt. Ik ben bij veel onderzoeken betrokken geweest. Daar was altijd een begeleidingscommissie met mensen vanuit de plaatselijke Joodse gemeenschap, of met kenners van de lokale geschiedenis. Of een onderzoek nu intern of extern is, met een goede begeleidingscommissie kun je veel problemen voorkomen. Dat is in Middelburg niet gebeurd. Ik vind dat een ernstige fout.”

Caroline Diepeveen (foto: Omroep Zeeland)